Wat doe je als er een (ergere) crisis voorspeld wordt?

De voorspellingen aan het begin van 2020 dat corona ook wel eens Europa kon gaan treffen, zijn inmiddels ten volle werkelijkheid geworden. We zitten midden in een heuse corona-crisis. En als we de voorspellingen moeten geloven, dan is de nood nu niet op zijn hoogst, maar gaat het voorlopig alleen maar erger worden. Die nood zit hem niet alleen in de aantallen slachtoffers en de druk op de gezondheidszorg, maar ook op het leed van alle maatregelen. De lasten zijn – zoals altijd – niet eerlijk verdeeld en sommigen hebben wel erg veel onzekerheid te dragen ten aanzien van werk, gezondheid of inkomsten. Ik stuitte onlangs op een stukje uit Handelingen 11 en het trof me hoezeer dit van toepassing is op onze huidige situatie. Even een klein beetje context. Het verhaal van Handelingen beschrijft de verspreiding van de boodschap van Jezus Christus in de eerste decennia na het leven van Jezus op aarde. Het begint in hoofdstuk 1 allemaal in Jeruzalem en eindigt in hoofdstuk 28 in Rome. In hoofdstuk 11 is het verhaal in Antiochië beland (in het huidige Turkije). In deze grote, bloeiende en dichtbevolkte stad is een christelijke gemeenschap ontstaan, want er zijn allerlei mensen tot geloof in Jezus Christus gekomen. Nadat deze gemeente ruim een jaar bestaat, komt er ene Agabus aan in Antiochië en hij voorspelt dat de wereld door een grote hongersnood getroffen gaat worden (vers 28). Deze voorspelling bleek geen onwaar social media bericht te zijn… En er was ook niets overdrevens aan, want ten tijde van de regering van de Romeinse keizer Claudius werd dit ten volle werkelijkheid. Uit andere bronnen weten we dat deze hongersnood grote moeilijkheden veroorzaakten voor mensen in heel het Romeinse Rijk. Meteen nadat deze Agabus zijn voorspelling heeft gedaan, besluiten de nieuwe gelovigen geld in te gaan zamelen voor de christenen in Jeruzalem. Ze wisten namelijk dat deze christenen er al beroerd voor stonden. En dan nog eens een hongersnood er overheen… De gelovigen in Antiochië beseften dat dit een enorme beproeving zou worden voor deze ‘armen in Jeruzalem’. Daarom dus dat ze geld inzamelen en Barnabas en Paulus op weg sturen naar Jeruzalem om de collecte over te brengen. Inspirerend wat mij betreft op twee manieren. 1. Wat doen jij en ik? Allereerst voor jou en mij persoonlijk. Deze gelovigen zeggen niet tegen zichzelf: ‘Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we dit zelf overleven?’, maar: ‘Hoe kunnen wij mensen helpen die er nog erger aan toe zullen zijn dan wij?’. Ze denken dus niet eerst en vooral aan zichzelf, gaan niet over tot hamsteren, geen ik-eerst-reflex. Ze gaan geven. Deze houding hadden ze natuurlijk van Jezus Christus, degene in wie ze vrij recent waren gaan geloven. Ze waren ook naar zijn naam genoemd (in Antiochië komt voor het eerst de term ‘christenen’ in omloop) en ze doen die naam ten volle eer aan. Want ook Jezus was niet bezig geweest met zelfverdediging en zelfbescherming, maar met geven, liefhebben, zich opofferen voor anderen. Zowel die mensen in Antiochië als Jezus lijken me in deze corona-tijden meer dan welkome voorbeelden om na te volgen. En zegt jou en mij dus dat als de voorspellingen waar zijn dat er een (ergere) crisis aankomt (zowel wat betreft de gezondheidszorg als op economisch vlak), jij en ik dan niet alleen maar bezig moet zijn met onszelf. Geen paniek over je eigen kringetje, geen onverschilligheid ten aanzien van anderen. Maar dat jij en ik creatief kijken hoe we kunnen geven, delen en hulp kunnen bieden aan mensen die het het slechtst hebben getroffen. In de derde eeuw na Christus kreeg dit voorbeeld van de Antiochiërs navolging ten tijde van de pest die toen uitbrak (en ruim een kwart van de bevolking het leven kostte). Ene bisschop Dionysius schrijft daar later over: ‘De meeste van onze broeders gaven blijk van onbegrensde liefde en loyaliteit, waarbij ze zichzelf nooit spaarden. Met gevaar voor eigen leven namen ze de zieken onder hun hoede, zorgden voor hun noden en bedienden hen in Christus. Ze verlieten dit leven sereen en gelukkig.’ Blijkbaar wisten deze mensen dat er iets was dat meer waard was dan hun eigen leven. Waarschijnlijk namen ze de uitspraak van Jezus letterlijk, die meermalen had gezegd: ‘Wie zijn leven zal proberen te behouden, zal het verliezen; wie zijn leven geeft omwille van mij, zal het behouden.’ Zij geloofden dat er meer geluk zat in het geven dan in het krampachtig vasthouden aan wat je zelf hebt aan gezondheid, geld of bezit. Bovendien was dit een geluk dat hen in eeuwigheid niet afgenomen zou worden – dus ook niet als ze zouden overlijden. Overigens – zo’n houding hoef je ook weer niet helemaal uit jezelf te halen. Het boek Handelingen is een boek waarin voortdurend Gods Geest door mensen heen waait, hen verandert en inspireert. Dankzij Gods Geest waren de mensen in Antiochië in staat om deze houding op te brengen. En die Geest wil je juist in crisissituaties – boven eigen vermogen – de kracht geven om te doen wat goed is. Om te leven in lijn met de woorden en daden van Jezus en te geven, te delen en te helpen. En als bij-effect zul je veel meer geluk ervaren dan dat je alleen bezig bent om – al dan niet krampachtig – vast te houden aan wat je al hebt. 2. Wat doen kerken? Ten tweede is dit stukje uit Handelingen 11 inspirerend voor kerken. Die christenen in Antiochië sturen hun geld en twee van hun beste mensen om de mensen in Jeruzalem te helpen. In een toelichting op deze tekst, van Tom Wright, stond dit erbij geschreven: ‘De kerk moet altijd open staan voor de roep van de armen, uit welke hoek deze ook komt, en altijd bereid zijn om als antwoord haar beste hulp en beste mensen te sturen.’ Rake woorden, wat mij betreft. Een kerk is geen organisatie die er is om zichzelf in stand te houden. Het is geen club die de meeste tijd, financiën en menskracht inzet voor zichzelf. Het is ook geen vereniging die bestaat voor de eigen leden. Het is een community die er juist ook is voor niet-leden. En dan in het bijzonder met een missie voor hen die het lastig hebben. Bijvoorbeeld vanwege armoede, onzekerheid, onrust, vermoeidheid, eenzaamheid, of iets dergelijks. Ik vond het verschil opvallend dat ik in deze corona-weken zag tussen ‘onze’ voetbalvereniging en ‘onze’ kerk. Bij de voetbalvereniging zette de crisis alles stil – er volgden een paar mailtjes dat alle activiteiten, trainingen en wedstrijden waren gestopt. En verder nog een waarschuwend bericht dat het echt niet de bedoeling was dat de velden gebruikt werden door kinderen die nu massaal thuis waren. En dat was het dan. Immers, er kon niets meer gedaan worden voor de leden en dus stopte alle dienstverlening en communicatie vanuit deze (overigens sympathieke) vereniging. Logisch. Maar in de kerk was dat anders. Natuurlijk was daar communicatie over interne zaken (en anders dan bij het edele voetbalspel, kon het een en ander wel online doorgang blijven vinden). Maar er werd ook van alles in gang gezet om juist in deze tijd wat te betekenen voor mensen die in de problemen raakten door de crisis. Bijvoorbeeld door geldwerving, maar ook door het boodschappen doen voor een ander, telefoontjes naar mensen die in isolement zaten, kaartjes sturen naar mensen in verzorgingstehuizen, et cetera. En daarbij ging het zelden om mensen uit de eigen kring, maar vooral over mensen buiten de kerk. En terecht, want een kerk is er nooit alleen maar voor zichzelf. Dat voorbeeld uit Handelingen 11 is dus geenszins gedateerd. Het stimuleert om – zowel in je eigen leven als in de kerk – je uit te strekken naar anderen. In lijn met Jezus woorden en daden. Een stimulans die we altijd nodig hebben, maar zeker in tijden van crisis. *Wil je reageren? Laat het weten! niels@noorderlichtrotterdam.nl*

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven